Onder al haar uitdrukkingsvormen, ten allen tijde en onder alle horizonten heeft kunst altijd een vruchtbare voedingsbodem gevormd voor een spirituele dimensie in het leven van de mens. Kunst vormt aldus een welgekomen tegengewicht voor zijn grenzen en beperkingen. Deze spiritualiteit heeft voor geschikte werktuigen gezorgd in het persoonlijk onderzoek naar de eigen omgeving en de zoektocht naar de zin van het leven. Om het met Philippe Roberts-Jones te zeggen : ” Het herleiden van het complexe naar het vatbare, van het plantaardige naar het teken (…) en, ver daarover waarschijnlijk, is enkel mogelijk door het bewerken en verhelderen van gevonden gegevens en door het vatten ervan door een zoekende intuïtie.”
Voor tal van onze tijdgenoten huist het geloof (met of zonder hoofdletter) in dit spirituele leven. Met meer twijfels dan zekerheden. “Ik word enkel geboeid door wat ik niet kan vatten” zei beeldhouwer André Willequet
Binnen dit kader situeert zich het werk van Denis De Mot. Binnen grenzen waarin begrippen als Traagheid, Contemplatie en Leegte hun volle betekenis krijgen. “Ik heb een zwak voor de traagheid, in de schilderkunst zowel als in alle dingen” zegt hij trouwens graag. Dit – trage – werk toont de toeschouwer sporen van schilderkunstige handelingen en de chromatische geschiedenis ervan. Dankzij een steeds opnieuw hernomen arbeid.
Doffe (Apollinische ?) kleuren, meestal. De kleur van het zware materiaal dat de kunstenaar eerder aanwendde : lood. Met oneffenheden in het oppervlak, een afwisseling van dieptes en krassen. In de achtergronden komt het werk tot zijn ontwikkeling. Curves en structuren die soms ingehouden, dan weer gezwind aangebracht worden. Dionysisch ? Gevoelig aangewende pigmenten, acryl, gouache, bindmiddel en lijm bevrijden onderliggende lagen, zichtbaar door de kwetsuren van de verflaag. Alleszins gaat het hier om een schilderkunstige onderneming die tijd, arbeid en geduld tot hun volle recht laten komen. Of toont men ons hier enkel de wisselende decors van een toneelstuk dat, bedrijf na bedrijf, scène na scène, geleidelijk aan tot een finale ontknoping komt ?
Zoals Serge Goyens de Heusch het werk van René Guiette vergeleek met dat van Marc Tobey, zo kan men stellen dat Denis De Mot ook “tekens aanbrengt die ervaren worden als spiegels van zijn innerlijke leven en zijn mijmeringen.” Deze kunst nodigt alleszins meer uit tot contemplatie dan tot veruitwendigen en communiceren. Daarin schuilt de intrinsieke spirituele waarde van haar vorm en haar alomtegenwoordige soberheid.
De kunstenaar nodigt zijn publiek uit om mee te kijken, dààr waar schaduwen, sporen, wenken, symbolen en tekens bij elkeen een ingebeelde reis uitlokken. Want “kunst geeft het zichtbare niet weer maar maakt het zichtbaar”, zoals Paul Klee het zo juist formuleerde.
Het œuvre van Denis De Mot schrijft zich passend in in de taoïstische gedachte dat de leegte de vooraanstaande plaats van de oorsprong verleent. Zoals de filosoof Chuang-Zu het reeds in de derde eeuw V.C. schreef : “Wat er vóór de hemel en de aarde is, is het Niet Hebben, het Niets, de Leegte.” Ook Matisse, in zijn bedenkingen over kunst, onderlijnde het belang van de ruimte tússen de voorwerpen.
In vele werken, in navolging van een Théodore Monod of een Charles de Foucauld worden we door de kunstenaar uitgenodigd om zijn spoor te volgen, weg van het stadse geschreeuw, in voren die door de schilderijen ploegen, fascinerende ruimten, woestijnen, waar stil en eenzaam, de Geest rondwaart. Laat ons met hem meegaan in de duidelijk humanistische ervaring van een schepping die evenveel aan zijn ijverige hand dan aan het schilderspalet te danken heeft.
Michel Van Lierde, Verzamelaar