Gesprekken met kunstcriticus Yves De Vresse
Om de volle subtiliteit van het werk van Denis DE MOT te proeven,benadert men het misschien best van achter naar voren. Het zichtbare oppervlak ervan is inderdaad niet het resultaat van eenvoudige abstractie. De gestage gelaagdheid waarmee de kunstenaar het visuele veld met emoties laadt begint met een onderliggend lijnenspel, weids neergezet met acrylverf, energiek maar beheerst dat vervolgens verborgen te worden. Er zou hier sprake kunnen zijn van een palimpsest, indien de kunstenaar tenminste geneigd was ons de zin ervan, de betekenis, te verduidelijken. Deze schilderkunst richt zich echter meer tot de gevoelens dan tot de rede. In die zin verwant de schilderkunst van Denis DE MOT zich,in mijn ogen, tot het Grote Werk, het Magnum Opus van de alchemist. Enerzijds omwille van de opeenvolging van noodzakelijke, nauwgezet en in een welbepaalde volgorde uit te voeren handelingen die een grondige kennis van materialen en technieken vereisen. Anderzijds – méér nog, misschien – omwille van de transmutatie die de materie ondergaat. De met acryl aangebrachte onderschildering wordt bedekt met in brede velden aangebrachte gouache-verf. Na voortdurend, nauwgezet schuren en polijsten versteent deze verflaag en laat een soort gefossiliseerde restsporen, als getekende crinoïdes doorschemeren. Deze toevalligheden getuigen nochtans van een diepmenselijk werk : het delen van emoties vergt tijd. Veel tijd. Gelukkig kent Denis DE MOT geen haast.
Denis DE MOT, Misschien heb ik het verkeerd voor, maar ik ontwaar een vorm van nostalgie in uw werk. Deze plastische zoektocht naar verborgen, verzwolgen sporen en tekens onder de opeenvolgende lagen van uw schilderijen, is dat uw hoogstpersoonlijke vorm van graven naar het verleden, de vervlogen tijd?
Bij momenten ben ik inderdaad nogal nostalgisch. Meer bepaald wanneer ik naar de muziek luister die de klankband van mijn jeugd vormde. Misschien is het net omdat de tijd als zand tussen mijn vingers verdwijnt, dat ik het wil herscheppen, vormgeven en dupliceren in een schilderij. Als een overmoedige Prometheus, misschien… Maar het gaat niet enkel dààrom : er is ook de complexiteit der dingen, der gebeurtenissen, van de menselijke natuur. Ik wil ook de tijdsdimensie uitdrukken die aan de basis ligt van deze complexiteit en ze versterkt. Net als in mijn werken, waarbij de opeenvolging van picturale interventies leidt tot een soort abstract portret dat langzaam gelezen moet worden, stap per stap ontdekt worden, van de meest voor de hand liggende elementen tot de diepere … Zoals bij een levend wezen de tijd soms zichtbare sporen nalaat en andere die enkel sporadisch verschijnen.
Hebt u, tijdens uw evolutie als schilder, ooit overwogen figuratief te werken, los van de abstractie?
Niet echt… Toen ik met schilderen begon heb ik wel voorwerpen en personnages als model gehanteerd, maar telkens vervormd of getooid met kleuren die los stonden van de realiteit. Dat waren eigenlijk kunstgrepen als opstapje naar de abstractie.
Bij mij raakt het figuratieve snel uitgeput en staat te veel in de weg van de verbeelding van de toeschouwer. Ik zou namelijk willen dat deze zich haast letterlijk laat opslokken door het schilderij – dat legt meteen ook uit waarom steeds grotere formaten opduiken in mijn werk – en zijn zintuiglijke waarnemingen, zijn emoties en verbeelding de vrije loop laat.
Mijn werk richt zich meer tot fysieke gevoelens dan tot de rationele geest. Niets mag de ervaringsvrijheid van de kijker in de weg staan. Vandaar ook het ontbreken van titels. Om een wat vrijpostige vergelijking met de muziek te maken : de figuratieve schilderkunst verhoudt zich tot de abstracte als een liedje van Georges Brassens tot een gitaarsolo van Neil Young. Het ene raakt de geest door het woord, terwijl de andere de gevoelige emotionele snaar raakt. Ik probeer te schilderen zoals Neil Young de electrische gitaar bespeelt… al is dat waarschijnlijk onhaalbaar !
U geeft, sinds enige tijd, de voorkeur aan grotere formaten. Nochtans vertrekt een werk steeds van kleine schetsen om wat u het “skelet” van uw schilderijen noemt, te bepalen. Deze tekeningen zijn interessant, omdat ze bewijzen, indien dat al nodig was, dat uw werk zeer weinig of niets met toeval te maken heeft. Zou u een parallel oeuvre als tekenaar kunnen ontwikkelen?
Ik zie mezelf niet als een tekenaar. De vormen die ik op mijn schilderijen neerzet hebben als functie de blik aan te trekken en een eerste visie te ontlokken, om daarna een tragere, meer meditatieve beschouwing tussen de lijnen toe te laten… Die voorbereidende schetsen dienen dus om het schilderij op te bouwen op vormelijk vlak : volumes, lijnen, (on)evenwichten, enz. Vervolgens wordt deze compositie in een snelle en vlotte beweging overgezet op de drager. Van daar uit wordt het schilderij op een meer instinctmatige manier verder uitgewerkt, organischer, met een opeenvolging van bedekken en ontsluieren.
Laat het ons hebben over die snelle en vlotte bewegingen waarmee u de structuur van het werk neerzet. Waarom die snelheid, terwijl u net de beschouwer tot traagheid wil aanzetten?
De vlotte beweging is er omdat ik mijn schilderen fysiek wil beleven. De snelheid ervan is nodig omdat ik een spanning wil oproepen die net de traagheid van het werk benadrukt, als een soort transgressie.
U bewondert het werk van Jackson Pollock en deelt met hem een voorkeur voor het werken op een stevige, harde ondergrond. Pollock spande zijn doeken pas op een frame nadat hij ze op de grond van zijn studio had geschilderd. Kan u zich voorstellen uw kunst op traditionelere wijze, aan een schildersezel, te schilderen ?
Moeilijk (alhoewel soms een deel van het proces uitgevoerd wordt met het werk in verticale stand). Ten eerste omdat ik het, bij grotere formaten, makkelijker vind om met het werk plat op een grote tafel of op de grond van het atelier te werken. En ook omdat de lagen gouache die ik boven het “skelet” aanbreng, vervolgens weggeschuurd moeten worden en dat kan enkel met een harde drager.Een doek zou die operatie niet overleven. Ik werk dus op bijzonder stevige “Forex” panelen, die daarenboven stabiel zijn, niet “werken”.
Het technisch en ambachtelijk element is belangrijk in uw werk. De Franse schilder Pierre Soulages zei ooit : “ De ambachtsman weet perfect waar hij heen gaat. De kunstenaar niet altijd.” Mij lijkt het dat u een kunstenaar bent die wél weet waar hij naartoe wilt, maar onderweg wel eens van richting durft veranderen. Welke zijn de factoren die er u kunnen toe aanzetten de koers te wijzigen?
Ik weet wel ongeveer waar ik wil eindigen, maar het proces is interessanter dan de conformiteit van het resultaat. Elk schilderij is altijd een beetje een avontuur : er is een startpunt, dan een verhaal en tenslotte het eindpunt. De start wordt bepaald door de schets, het skelet; het eindpunt heb ik voor mezelf visueel vastgelegd in mijn hoofd, maar ik weet ook dat het in fine uiteraard daar wat kan van afwijken. Tijdens de uitvoering, bij elke toevoeging of weglating, bij elke stap naar het eindresultaat evolueert mijn perceptie ervan en moeten dus beslissingen genomen worden. Soms moet ik vaststellen dat het schilderij een richting uit gaat die mij niet echt aanstaat, hetzij vormelijk, hetzij omwille van de opeenvolgende lagen gouache, of nog omdat het gekozen kleurengamma niet werkt als gewenst. Ik kan dan op elk ogenblik ingrijpen en vormen verwijderen, wijzigen of toevoegen, net als het kleurengamma omgooien… waarbij onderliggende elementen kunnen doorschemeren onder nieuwe kleurlagen. Meestal wijk ik slechts op marginale wijze af van het oorspronkelijk project. Het kan echter ook gebeuren dat ik tijdens het werk het roer radicaler moet omgooien. In beide gevallen, bezorgt het naderen van het eindpunt het meeste plezier
De verfijnde kleuren van uw werken is vaak bereikt door die opeenstapeling van verscheidene lagen, waarbij u verschillende technieken en materialen hanteert. Toch werkt u niet met transparantie.Hoe bereikt u dat resultaat ?
Ik denk dat dat te danken is aan de eigenheid van gouacheverf… en de manier waarop ik die bewerk. Het is natuurlijk voor een deel experimenteerdrift : men bereikt uiteindelijk een bepaald resultaat en gaat de techniek steeds verder beheersen en verfijnen. Maar – u was het toch die verwees naar de alchemie ? – wel, een alchemist heeft toch recht op geheimen, nee ?
U hecht veel belang aan het formaat, maar ook aan de grenzen van het schilderij. Wat is de diepere betekenis van deze onaffe, soms wat ruwe randen ?
Over het algemeen wordt een schilderij tegen een wand opgehangen, meestal van egale, lichte kleur, maar niet altijd. Wel, ik hou ervan wanneer een werk opgaat in de omgeving en ik probeer een te brutale breuk te vermijden tussen het werk en de achtergrond waartegen het komt te hangen. Ik wil “dat er iets gebeurt” waar die twee elkaar ontmoeten, dat er elementen zijn die voor een overgang zorgen. Als men mijn werken bekijkt is dat niet wat als eerste opvalt of de blik aantrekt,veronderstel ik. Maar geleidelijk aan krijgt men meer aandacht voor wat er zich tussen de vormen afspeelt, voor de leegtes… en de randen. Dus : die boorden zijn zeker niét onaf, integendeel, ze hebben wel degelijk hun volle betekenis.
Men had het, in verband met uw werk, over “een metafoor voor de tijd” Zelfs al is het mooi gezegd, toch vind ik de formulering onbevredigend, indien men zich aan de definitie uit het woordenboek houdt : ik heb niet het gevoel dat uw werk is bedoeld om abstracte concepten te verduidelijken. Ik heb integendeel de indruk dat u het mysterie niet wilt opheffen…
De tijd uitleggen, neen. Er naar op onderzoek gaan… En ik kan dat enkel aan de hand van zijn gevolgen, de sporen die het achterlaat, de verschillende gelaagdheden ervan. In die zin kan men het inderdaad beter hebben over een metonymie, een ánders benoemen, eerder dan over een metafoor. Doel is niet het mysterie op te heffen, dan er wel in op reis te gaan Een reis vol twijfels, vol vragen ook, maar vooral ook de bron van prachtige momenten van intense blijdschap !
Zomer van 2016.